Ingrid Keestra (53) was veertien jaar mantelzorger van haar moeder met alzheimer. Wat vindt ze van de ondersteuning die ze kreeg? En wat kan de overheid volgens haar beter doen om mantelzorgers te helpen?
“Mantelzorger worden was geen bewuste keuze. Het ging eigenlijk vanzelf, toen mijn moeder steeds vergeetachtiger werd. Eerst ging ik vaker bij haar op de koffie. Dan kon mijn vader even iets voor zichzelf doen. Zo nam ik steeds meer taken over.
Uiteindelijk zorgden mijn zus, tante en ik allemaal meerdere dagdelen per week voor mijn moeder. Veertien jaar lang. Daarnaast had ik zelf een gezin en werkte ik drie dagen als marketeer.”
Veel regelwerk
“In het begin moest ik vooral veel regelen voor mijn moeder. We gingen samen naar artsen en geriaters, die testen bij haar deden. Uiteindelijk werd de diagnose alzheimer gesteld.
Onze huisarts vertelde toen dat we een persoonsgebonden budget (pgb) konden aanvragen. Daarmee konden we zorg inkopen voor mijn moeder, zoals een zorgverlener die ons een extra dag hielp.”
Emotionele gesprekken
“Voor het pgb hadden we een indicatie nodig van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Samen met mijn vader ging ik naar het CIZ-kantoor. We vertelden ons verhaal en vulden vragenlijsten in over de situatie thuis.
Ik herinner me dat de mensen van het CIZ heel zakelijk met ons communiceerden. Het voelde afstandelijk. Mijn vader deelde zijn persoonlijke situatie met een wildvreemde. En we waren allebei emotioneel, omdat we als gezin een moeilijke periode doormaakten. Ik had het fijn gevonden als daar iets meer begrip voor was geweest.”