Zorgverleners over hun energiegevers en -vreters

In samenwerking met Lindblom, adviesbureau voor communicatie en PR, hebben wij gewerkt aan dit magazine. De foto’s zijn genomen door Renske Derkx.
In 2030 heeft de overheid nog steeds veel moeite om rekening te houden met verschillende digitale burgers. En: Burgers hebben recht op een fysiek loket. Het zijn twee van de zes stellingen die het Rathenau Instituut opwierp tijdens de break-out sessie Digitale burgers in 2030.
‘Prikkelende stellingen’, vond deelnemer Rhodia Maas, ‘die veel food for thought opleverden.’ Welke was volgens haar het meest relevant? ‘De stelling over het rekening houden met verschillende burgers. Natuurlijk maakt digitalisering sommige dingen makkelijk, snel en praktisch. Maar we moeten er ook zijn voor de mensen die digitale systemen niet snappen, kunnen of willen gebruiken. Nu, maar ook in 2030.’
Ook de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens moet hiermee aan de slag. Neem producten als reisdocumenten. Die maken ook een digitale ontwikkeling mee. En dat is nodig, want de drukte op Schiphol in vakanties zal alleen nog maar groter worden, denkt de directeur. Over dat soort uitdagingen moet de RiVG nadenken. Dat betekent: vooruitkijken. Maas: ‘Nu is je paspoort nog een rood fysiek boekje, maar in de toekomst heb je misschien alleen je mobiele telefoon nodig, waarop je je paspoort laat zien. Goed beveiligd en fraudebestendig, uiteraard.’ Toch ziet ze het fysieke paspoort niet verdwijnen. Voor sommige Nederlanders blijft dat de beste, fijnste en handigste manier van reizen.
Over het algemeen zal het werk van de RiVG weinig veranderen, verwacht Maas. ‘2030 is al over tien jaar hè, dat is sneller dan je denkt.’ Wat ze vooral hoopt, is dat de overheid beter weet hoe digitale én analoge processen naast elkaar kunnen lopen. Dat het digitale proces goed en bruikbaar is, maar dat de mensen die liever persoonlijk contact willen ook nog bij een fysiek loket terechtkunnen. Ook al is dat het ‘verkeerde loket’. Dan denkt de RvIG graag met je mee. Waar moet je wel zijn en hoe kom je daar het snelst? ‘Als we dát in 2030 hebben bereikt’, stelt Maas, ‘dan zijn we al een heel eind.’
De veranderende relatie tussen burger en overheid is een belangrijk thema voor het grensoverschrijdende samenwerkingsverband EUREGIO. ‘Zo hebben Duitsers geen DigiD’, noemt Coen van Dijk. Terwijl de communicatie met de Nederlandse overheid vandaag de dag vooral op die manier loopt.’ Ook vinden zowel Nederlanders als Duitsers het lastig telefonisch contact te krijgen met de overheid.
Van Dijk was aanwezig bij de break-out sessie Doenvermogen: wat mag je verwachten? Die sessie ging over het rapport Weten is nog geen doen van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR). In het kort: Kennis en intelligentie volstaan niet om zelfredzaam te zijn. Ook mensen met een goede opleiding kunnen in moeilijkheden komen.
‘Heel relevant’, noemt Van Dijk het rapport van de WRR. ‘Bij EUREGIO speelt het doenvermogen van mensen zeker een rol. Ook werknemers van grote multinationals, met een jaarinkomen van een ton, komen soms in de problemen met hun belastingaangifte.’
‘Hoe is het met het doenvermogen van EUREGIO zelf gesteld? ‘We doen regelmatig klanttevredenheidsonderzoeken’, stelt Van Dijk. ‘We vragen mensen of er verbeterpunten zijn.’ Als dat zo is, doen we daar iets aan.’ Veel grenswerkers stellen het op prijs dat de grensinfopunten fysiek te bezoeken zijn. Dat is belangrijk, vindt Van Dijk. Want het werk dat hij doet, is één en al maatwerk. ‘Of het voor jou voordelig is in Duitsland te werken, hangt van allerlei aspecten af. Heb je een gezin? Een koopwoning? Ga zo maar verder.’
Hoe verwacht Van Dijk dat de relatie burger-overheid er in 2030 uitziet? ‘Het gaat altijd in golfbewegingen’, constateert hij. ‘Een aantal jaar geleden moest het contact zoveel mogelijk digitaal gaan. Er was toch internet? Nu pleit de regering weer voor de persoonlijke touch. Ik hoop dat het over tien jaar een combinatie van beide is. Face-to-face voor de mensen die dat nodig hebben en digitaal voor degenen die dát juist prefereren.’
In het openingsfilmpje van het congres zien we Margot. Zij heeft een meervoudig gehandicapte zoon. Als ze een gehandicaptenparkeervergunning wil aanvragen, loopt ze tegen allerlei bureaucratische obstakels aan. ‘Dat ondervinden veel mantelzorgers’, vertelt Hieke Wijbenga. Ze heeft zojuist de break-out sessie In gesprek met… Reinier van Zutphen gevolgd. Interessant en inspirerend, vond ze. Het bood een hoop herkenning.
Waar de Nationale ombudsman zich allemaal mee bezighoudt, wist Wijbenga van te voren niet precies. Daarom is ze vandaag op het congres te vinden. ‘Ik was nieuwsgierig naar het standpunt van de ombudsman over mantelzorg en over zorg in het algemeen. Wat hij ziet in zijn contact met burgers en wat hij kan doen.’
Over mantelzorg ging het nog niet specifiek, maar de break-out sessie stemt Wijbenga hoopvol. ‘Het sprak me vooral aan dat de ombudsman pleit voor een basisniveau aan ondersteuning. Daar hebben mantelzorgers grote behoefte aan. In bijna iedere gemeente is weer andersoortige ondersteuning te vinden. Andere wetten, andere regels, andere loketten. Daarbij verwijzen gemeentes en andere professionals vaak niet goed door naar plekken waar de mantelzorgers wél hulp kunnen krijgen.’
Over de relatie tussen overheid en burger is Wijbenga dus niet zo optimistisch. ‘Er moet veel gebeuren de komende tien jaar. De budgetten van de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) staan onder druk, de samenleving vergrijst. Kortom: mantelzorgers worden steeds meer belast.’ Wat deze onmisbare groep zou helpen, volgens Wijbenga: ‘Als ze weten waar ze kunnen aankloppen voor hulp. Waar er naar ze geluisterd wordt en waar ze daadwerkelijk geholpen worden.’
In de toekomst wil Wijbenga de verbinding met de Nationale ombudsman vaker zoeken. ‘Ik hoop dat het probleem van overbelaste mantelzorgers meer zichtbaar wordt. Daar kan de ombudsman een rol in spelen, besluit de projectleider positief.